U bent hier

Sociaal wonen

Wonen in groep

Na de Tweede Wereldoorlog werden veel sociale woningen gebouwd. De overheid wilde immers dat iedereen in een comfortabele, betaalbare woning kon wonen, ook de minstbedeelden. De toewijzing van die woningen gebeurt nog steeds door maatschappijen voor sociale huisvesting volgens een aantal criteria en een rangorde. In groep willen wonen is echter geen criterium. Wie je buren zijn, hangt af van het toeval.

In een sociale woning wonen mensen elk in hun eigen appartement of woning en delen ze enkel de publieke ruimte in en rond de gebouwen. Zonder er echt voor te kiezen, wonen ze als buren samen met anderen. Maar je kan ze moeilijk als een groep beschouwen. Daarvoor zijn ze met te veel en te divers. En al hebben de bewoners veel met elkaar gemeen (laag inkomen, sociale afkomst), toch zijn ze heel verschillend. Uiteindelijk wonen ze wel in hetzelfde gebouw, maar het is niet zo dat ze bewust kiezen om samen te wonen.

Al is een sociale woning in de eerste plaats een individuele woning, toch is het een vorm van wonen in groep. De woning of het appartement maakt immers deel uit van een groter geheel. Sociale woningen worden vaak in groep gebouwd. Ze hebben een aantal gemeenschappelijke delen, zoals een grasveldje, een parkje of een speeltuin, meestal bij de inkom van de appartementen of centraal, met de woning errond. Wanneer er meerdere appartementsblokken zijn, is de publieke ruimte tussen de gebouwen meestal gemeenschappelijk.

Vroeger hadden grotere projecten van sociale huisvesting een aantal gemeenschappelijke ruimtes, vaak op het gelijkvloers, maar deze extra’s werden stelselmatig afgevoerd bij gebrek aan beheer en middelen.