U bent hier

We werden meteen enthousiast onthaald door de Brusselse sector

Dit interview maakt deel uit van de reeks "Magenta in Brussel", waarin de mensen van Magenta terugblikken op hun opstart in Brussel. Je kan de andere gesprekken hier terugvinden.

Het project Magenta geeft laagdrempelige workshops aan ouders van kinderen met extra zorgnoden. Na een aantal jaar actief te zijn in Vlaanderen, startte Magenta in 2020 een Brusselse werking met financiële steun van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Na twee jaar in Brussel maken Noor Seghers en Marleen Van Noten van Magenta de balans op met enkele geleerde lessen.

Balans tussen werk, leven en zorg

Marleen Van Noten van Magenta: “Ouders van kinderen met extra zorgnoden moeten veel ballen tegelijk in de lucht houden. Ze staan in voor de zorg en ondersteuning van het kind, maar moeten ook uitzoeken wat de ondersteuningsmogelijkheden zijn en overleggen met professionals. Veel ouders zitten met vragen of onzekerheid. Bovendien willen ze tijd vrijmaken voor zichzelf, de partner en andere kinderen. Onze workshops gaan over de balans tussen werk, leven en zorg.”

Noor Seghers van Magenta: “Het is als ouder soms een eenzame weg. Je bent er ook niet op voorbereid; het komt zomaar op je pad. Met Magenta willen we ouders inspireren door enkele managementideeën te vertalen naar de gezinscontext, oefeningen aan te bieden die hen even anders doen kijken naar hun situatie en vooral te leren van andere ouders. Dat geeft hen handvaten om verder te gaan en erkenning en bevestiging voor hun rol en eigen aanpak. De groepen worden steeds begeleid door een ervaringsdeskundige ouder.”

Essentiële partnerschappen

Noor Seghers: “We hadden enkele jaren geleden al geprobeerd om in Brussel binnen te geraken, maar als je die specifieke context niet goed kent, is het heel moeilijk om hier je weg te vinden. De regelgeving en de sector voor personen met een handicap zien er anders uit dan in Vlaanderen en de doelgroep is diverser. Daarom hebben we Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg en Dienst Ondersteuningsplan Vlaams-Brabant Brussel ingeschakeld. Zij kennen Brussel en de sector voor personen met een handicap goed en toonden ons de weg. Als we bijvoorbeeld met een organisatie willen kennismaken, gaat er iemand van hen mee bij het eerste contact. Zij leggen bruggen waar we zelf niet op zouden komen omdat we te weinig weten over de Brusselse situatie. Het partnerschap met Kenniscentrum WWZ en DOP was essentieel om in Brussel op te starten.

“Het partnerschap met Kenniscentrum WWZ en DOP was essentieel om in Brussel op te starten. Als je de specifieke context niet kent, is het heel moeilijk om hier je weg te vinden.”

Samen met DOP ontwikkelden we de lila folder waarin we uitleggen waar ouders terechtkunnen met hun vragen en welke ondersteuningsvormen er zijn. Brussel is op dat vlak extra complex omdat je moet kiezen tussen het Nederlandstalig en het Franstalig aanbod. Naast het complexe ondersteuningsaanbod zijn er veel kwetsbaarheden waar Brusselaars mee te maken krijgen, zoals armoede, alleenstaand zijn als ouder … Voor hen is het nog moeilijker om de juiste zorg te vinden. Daarom is het zo essentieel dat Magenta er is als laagdrempelige tussenschakel om ouders op weg te helpen.

Om ouders te informeren, hebben we ook de workshop ‘Wegwijs in Brussel’. Daar is iemand van DOP aanwezig om informatie te geven en om vragen te beantwoorden. De workshop is een goede gelegenheid voor ouders om kennis te maken met DOP, wat dan weer een belangrijk opstapje is naar het ondersteuningsaanbod in Brussel dat ze anders misschien minder goed kennen.”

 

Verschillende talen, dezelfde noden

Zij praten mee met de deelnemers in hun eigen taal en vertalen wat wij zeggen. Zo kunnen anderstalige deelnemers actief deelnemen in de groep, hun ervaring delen en samen reflecteren. Dat is de kracht van de workshops.”

Noor: “In Brussel is het moeilijker dan in Vlaanderen om ouders te bereiken en hen naar onze activiteiten toe te leiden. Veel ouders blijven onder de radar en drukken geen expliciete zorgvragen uit. We communiceren hier op andere manieren. In Vlaanderen gaat het vooral via mail; hier bellen we of sturen we WhatsApp-berichten om sneller een blijvende connectie te maken.

“Veel ouders in Brussel blijven onder de radar en drukken geen expliciete zorgvragen uit.”

Met veel deelnemers hebben we al eens eerder gesproken tijdens een ontmoeting of hadden we al contact via WhatsApp. Anderen leren ons kennen via een andere organisatie in Brussel, bijvoorbeeld Huis van het Kind, Elmer VZW, Foyer, DOP of de vakantiewerking van TOOP. Als er al een vertrouwensrelatie bestaat, is het makkelijker voor de deelnemers om naar ons te komen. Daarvoor zijn netwerken en samenwerking met partners uit diverse sectoren essentieel, zodat ze ouders naar ons kunnen begeleiden. Omgekeerd is het belangrijk dat wij ouders kunnen doorverwijzen naar anderen als ze vragen hebben.”

Flexibiliteit is een troef

Noor: “Om zo veel mogelijk ouders te bereiken, moeten we flexibel zijn, niet alleen in de communicatie maar ook in de planning van workshops. Het gebeurt soms dat mensen te laat komen of vroeger weggaan of dat ze plots niet meer kunnen komen. De flexibiliteit zit ook in de planning van bijeenkomsten. Je mag de momenten niet te lang op voorhand vastleggen want dan haken mensen af. Het is beter om in overleg de data van de workshops te kiezen.

De eerste workshopreeks in Brussel moesten we meerdere keren opnieuw plannen omdat we de deelnemers moeilijk bereikten. Ook door COVID ging het minder vlot. Maar uiteindelijk is het gelukt. Eens je het vertrouwen hebt van de mensen, ben je vertrokken en blijven ze komen naar de sessies. Dat is mij het meest bijgebleven: niet opgeven en de mensen komen wel.

“Eens je het vertrouwen hebt van de mensen, ben je vertrokken en blijven ze komen naar de sessies.”

Onlangs hadden we een sessie bij Huis van het kind Noord. We kregen bericht dat er waarschijnlijk drie ouders zouden zijn, en uiteindelijk waren ze met zeven. We moeten daarop voorbereid zijn: voldoende materiaal meenemen, werkvormen aanpassen, enzovoort. We hebben ook eens een oudercafé georganiseerd in een kinderopvang. Er was uiteindelijk één ouder aanwezig, maar dat is genoeg voor ons. We hebben daar toch een fijn gesprek mee gehad.”

Marleen: “Flexibiliteit zit ook in de werkvormen tijdens de workshops. Werk je bijvoorbeeld in kleine groepjes of in een grote groep? Welke oefeningen doe je om de inhoud over te brengen? We zijn daar creatief in geworden en hebben sommige workshops aangepast om ze begrijpbaar en laagdrempelig te maken voor iedereen, ook voor anderstaligen.

We volgen het principe van Universal Design. Dat betekent dat het materiaal voor iedereen toegankelijk is, ook voor een meer kwetsbaar publiek. Wat voor hen werkt, werkt voor iedereen. Voor ons Vlaams publiek hebben we daar veel uit geleerd. Sommige aanpassingen die we deden voor Brussel, brachten we over naar de workshops in Vlaanderen, bijvoorbeeld voor de oefening over je tijdsbesteding als ouder. Bovendien hebben we het workshopmateriaal visueler gemaakt. We werken bijvoorbeeld met kaarten om door te geven tijdens de workshops.”

“We hebben in Brussel veel geleerd voor ons Vlaams publiek.”

Noor: “We leerden om sneller naar de essentie te gaan omdat de meertaligheid in Brussel een vertragend effect heeft. Mensen begrijpen het niet meteen, je moet eens herhalen, wachten tot het vertaald is … Er gaat meer tijd over dan wanneer je alles in één taal kan doen. Het doet ons nadenken over ‘wat is de essentie en hoe laten we die snel naar boven komen?’ Als er in de groep bepaalde vragen komen die normaal in de volgende workshop aan bod komen, pakken we die vragen aan. We respecteren het tempo en de interesses van de groep.”

Ouders kunnen elkaar inspireren

Marleen: “Een tijdje geleden pasten we met het Kenniscentrum WWZ de meetladder diversiteit toe op ons project. We hadden het onder andere over de heterogeniteit van groepen. De deelnemers komen uit verschillende culturen, hebben andere kwetsbaarheden en hun leefwerelden kunnen sterk verschillen. Maar ik zie dat niet als een beperking. Gemengde groepen werken goed omdat ouders dezelfde noden en bezorgdheden hebben over hun kind. De noden staan los van hun achtergrond of kwetsbaarheden.

Noor: “Ze komen zelf met verschillende creatieve, verrijkende oplossingen voor hun vragen en ze inspireren elkaar. Een belangrijk deel van onze werking is dat sommige ouders optreden als ervaringsdeskundige tijdens de workshops. Dat is een moeilijke opgave, want ze zijn al overbevraagd. Maar we hebben toch twee vrijwilligers gevonden in Brussel. Het zijn mama’s die zelf naar de workshop kwamen en zich nu inzetten voor anderen. Ze ondersteunen ons tijdens de sessies, helpen met de vertalingen, beantwoorden vragen van ouders en zijn een levend uithangbord voor Magenta."

“De ouders komen zelf ook met creatieve oplossingen voor hun vragen en inspireren elkaar.”

Brussel is één grote familie

Noor: “Toen we net startten in Brussel, viel de sfeer van samenwerking en wisselwerking tussen organisaties meteen op. Iedereen trekt aan hetzelfde zeel en wil zijn steentje bijdragen voor de Brusselaar. We voelden ons meteen welkom in de Brussel-familie. De sector probeert de krachten te bundelen en wij mochten er meteen op meesurfen.”

Marleen: “We gunnen het elke Vlaamse organisatie om in Brussel te beginnen. Het is niet gemakkelijk en alleen geraak je er niet. Maar wees niet bang om te falen, durf te springen en dan lukt het wel.”

Lees ook 

Nadia en Najat zijn allebei ouder van een zorgenkind en werden vrijwilliger bij Magenta nadat ze zelf workshops volgden.

Lees meer
verhaal

Als expert in de Brusselse sector voor personen met een handicap hielp Dienst Ondersteuningsplan Vlaams-Brabant Brussel (DOP) Magenta bij de...Lees meer

verhaal