Door de mislukte operaties ben ik mindervalide. Ik heb nog altijd pijn, en hoop op termijn op een knieprothese. Door mijn beperking vond ik het niet meer haalbaar om opnieuw een diploma te halen als sociaal assistente. Ik moest eerst terug leren stappen. Ik heb toen enkele andere opleidingen gevolgd: eerst een jaar Nederlands, dan vier maanden informatica en een opleiding van een jaar als sociaal bemiddelaar. Via die opleiding kon ik stage doen bij het Regionaal Integratiecentrum Foyer, waar ik nadien een vervangingscontract voor zes maanden als intercultureel bemiddelaar kreeg. In die periode zag ik een vacature bij het CGG Brussel en daar werk ik nu sinds 1 september 2001. Ik ben een van de vier pioniers van het project ‘interculturele bemiddeling in de geestelijke gezondheidszorg’ dat werd opgestart door Toon Gailly. Hij is een psycholoog-antropoloog en was mijn leidinggevende in het CGG. Hij is heel belangrijk geweest voor mij. Hij zei me altijd: ‘Espérance, een diploma is maar een papier! Je echte diploma zit in je hoofd.’ Daardoor kan ik dat nu beter relativeren, want ik gebruik mijn kennis ook in het dagelijks leven en op mijn werk. Jammer genoeg is Toon in 2009 overleden.
De eerste taak van een intercultureel bemiddelaar is tolken. Zo maak je communicatie mogelijk tijdens de hulpverlening. Door te vertalen wordt het gesprek ook vertraagd, wat niet altijd slecht is. Zo heeft de therapeut meer tijd om naar de non-verbale taal van de patiënt te kijken. Ik spreek Frans, Nederlands, Kinyarwanda - de landstaal van Rwanda - en ook een beetje Engels en Swahili. Ik bemiddel voor alle zwart-Afrikaanse gemeenschappen in Brussel en meestal spreken we Frans. Maar even belangrijk als het tolken, is de culturele duiding. Ik moet vaak de context achter het verhaal van een patiënt uitleggen, waardoor veel misverstanden vermeden worden. Zo vertelde bijvoorbeeld een zwart-Afrikaanse moeder over het gedrag van haar zoon – die had problemen op school. De therapeut zei meelevend: ‘U lijdt dus erg onder de situatie, mevrouw.’ Waarop de moeder antwoordde: ‘Neen, ik kan niet zeggen dat ik lijd, want ik heb hier genoeg om te eten en om me te kleden. Ik lijd dus niet.’ Ik kwam tussenbeide en legde aan de vrouw uit dat de therapeut psychisch lijden bedoelde – dat was voor haar niet duidelijk. Aan de therapeut legde ik uit dat voor mevrouw lijden betekent dat ze niet genoeg heeft om te overleven of dat ze fysiek heel erg lijdt. Door mijn tussenkomst werd een misverstand vermeden over wat lijden voor iemand betekent.
Door te vertalen wordt het gesprek ook vertraagd, wat niet altijd slecht is. Zo heeft de therapeut meer tijd om naar de non-verbale taal van de patiënt te kijken
Een ander voorbeeld waren kinderen, die omwille van hun gedrag door het CLB werden doorverwezen naar onze kinderpsycholoog. Wanneer de juf die kinderen aansprak, keken ze altijd weg! Ze maakte zich zorgen dat ze zo in zichzelf gekeerd waren. Ik heb toen uitgelegd dat kinderen in Rwanda leren dat ze niet in de ogen van volwassenen mogen kijken, als uiting van respect. Die kinderen moesten op school dus iets doen waarvan ze in hun opvoeding geleerd hebben dat het niet mag. Die kinderen wilden gewoon beleefd zijn! Of die keer dat een Afrikaanse mama op therapie kwam, met haar baby in een draagdoek. Toen de baby honger kreeg, begon de mama spontaan borstvoeding te geven. Voor de therapeut bleek dat erg storend te zijn, terwijl dat voor die mama volkomen normaal was. We hebben toen afgesproken om in zo’n geval een korte pauze te nemen. Dat lijkt misschien een detail, maar daardoor voelde die cliënt zich beter erkend en begrepen.
Mijn taak als intercultureel bemiddelaar is de communicatie te bevorderen tussen de hulpvrager en de hulpverlener. Dat komt altijd de hulpverlening ten goede. Aan therapeuten die daar nog aan twijfelen zou ik zeggen: probeer het gewoon. Aan beleidsmakers die over de honorering van buitenlandse diploma’s beslissen, wil ik vragen: zoek een manier om die toch te erkennen. Want een ander onderwijssysteem betekent niet dat het een slecht systeem is. Wat het rusthuis betreft: zorg dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Investeer in thuiszorg. En zorg dat er genoeg activiteiten zijn voor hen om de eenzaamheid te vermijden – met dank aan vzw De Mangoboom in Bloei voor hun activiteiten voor Sub-Saharaanse ouderen. Tegen oorlogsvoerders wil ik zeggen: stop met de oorlog in de hele wereld. Mensen die door de oorlog hun land verlaten, zijn ontworteld.”